I.10 Over vlotte of slome praters

In Du Parler Prompt ou Tardif schetst Montaigne het verschil tussen gevatte en moeizame sprekers. Dan mijmert hij over de voordelen van voorbereid tegenover spontaan handelen, en hij vraagt zich af waar zijn eigen woorden vandaan komen. Montaigne onderscheidt de advocaat, die snel en ondoordacht praat, en de prediker met zijn afgewogen en langzame discours. Paraat spreken behoort toe aan de geest, en bezonnen spreken aan het oordeel. Zelf, zegt Montaigne, bevindt hij zich tussen beide uitersten: soms komen zijn woorden immers te snel en verward, waardoor zijn geschriften er eveneens onder lijden.

« 'Nooit werd een enkele mens met alle gaven toebedeeld' (nota vert. - "Onc ne furent à tous, toutes graces données", een vers uit een van sonnetten van zijn vriend La Boétie).

"Sommigen zijn zeer begaafd in de kunst van het spreken. Ze hebben een snelle en vlotte geest, klaar voor elke gelegenheid die zich voordoet, en nooit verrast. Anderen zijn zwaar op de hand en traag, niet in staat om iets onvoorbereid te zeggen voor ze er lang over hebben nagedacht."