I.52 Over de zuinigheid van de Ouden

In De la parsimonie des anciens betoogt Montaigne dat bekende mannen zoals Cato en Scipio Aemilianus, de Romeinse generaal die Carthago in de 2e eeuw voor Christus verwoestte, uiterst sober leefden.

Hoofdstuk 52 van Montaignes Essays, getiteld "Over de spaarzaamheid van de Ouden", onderzoekt de deugd van soberheid en matigheid aan de hand van voorbeelden van illustere figuren uit de Oudheid, met name de Romeinen. Soberheid is volgens Montaigne een gekozen deugd, een teken van grootheid van ziel en zelfbeheersing. Hij contrasteert deze eenvoud van de Ouden met de praalzucht en luxe van zijn tijd, en bekritiseert impliciet ijdelheid en overdaad.

Montaigne wil aantonen dat grote mannen zelfs op het hoogtepunt van hun glorie een leven van extreme eenvoud en soberheid leidden. Aan de hand van voorbeelden mediteert Montaigne over de menselijke natuur en de waarden die deze zouden moeten leiden. Hij bewondert het vermogen van deze historische figuren om tevreden te zijn met weinig, om zich niet te laten corrumperen door rijkdom of de drang naar accumulatie. Dit hoofdstuk is een uitnodiging tot matigheid en wijsheid, centrale thema's in Montaignes werk. Hij suggereert dat waar geluk en waardigheid niet liggen in het bezit van materiële goederen, maar in een zekere onafhankelijkheid daarvan en een bewustzijn van de eigen behoeften.

Maak jouw eigen website met JouwWeb