I.53 Over een gezegde van Caesar
Hoofdstuk 53 van Montaignes Essays, getiteld D’un mot de César: ("Over een gezegde van Caesar"), is een korte maar diepgaande meditatie over de impact en betekenis van woorden, met name die gesproken door autoritaire figuren zoals Julius Caesar.Het nodigt de lezer uit tot een kritische lezing van de toespraken en rechtvaardigingen van de machtigen.
Montaigne begint met een anekdote die Plutarchus over Caesar bericht. Na zijn overwinning bij Pharsalus op Pompeius ging Caesar de stoffelijke resten van de doden bekijken. Toen hij de lichamen van zijn voormalige Romeinse tegenstanders zag, zou hij een zin hebben geuit die de geschiedenis in is gegaan: "Ze wilden het: na zoveel voorspoed en zoveel overwinningen zou ik, Julius Caesar, hen schuldig hebben geacht, als ze niet waren blijven wapens dragen."
Montaigne analyseert dit "woord van Caesar" niet vanwege de directe historische of politieke waarde ervan, maar vanwege wat het onthult over de menselijke psychologie en de pretenties van overwinnaars. Hij ziet er een mengeling van geveinsde grootmoedigheid en diepe arrogantie in. Caesar rechtvaardigt in zekere zin zijn eigen daden en de rampzalige gevolgen van de Burgeroorlog door de schuld bij zijn tegenstanders te leggen. Hij presenteert hen als mannen die, door hun koppigheid, hun eigen nederlaag onvermijdelijk maakten.
Met dit voorbeeld onderzoekt Montaigne hoe de machtigen en de overwinnaars de geschiedenis en de moraal in hun eigen voordeel kunnen herschrijven. Hij benadrukt de kunst van de retoriek en het vermogen van een leider om een tragische situatie om te buigen tot een bevestiging van hun eigen legitimiteit en superioriteit. Het hoofdstuk is tevens een reflectie op menselijke ijdelheid en hoe zelfs de grootste geesten kunnen bezwijken voor trots en de behoefte om zichzelf te rechtvaardigen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb